194 - Muziek met een bijzondere betekenis
Martin Hielkema was een liefhebber van goeie popmuziek. Bij zich thuis in Almere liet hij me van alles en nog wat horen uit zijn album-collectie. Martin werd niet ouder dan 61 jaar. Drie jaar lang was hij ernstig ziek. Van zijn zoon Dieco hoorde ik op 30 juli 2014 tijdens de uitvaartbijeenkomst dat Martin met zijn kinderen heel wat tijd besteed had aan het selecteren van de muziek die bij die gelegenheid ten gehore gebracht zou worden. Muziek dus die een heel bijzondere betekenis voor hem had:
1. Passenger, All The Little Lights
2. Gary Moore met Jack Bruce en Ginger Baker, Naked Flame
3. Dire Straits, On Every Street
4. Eric Clapton, Don’t think twice, it’s allright (Bob Dylan’s 30th anniversary concert celebration)
5. Joe Jackson, Evil Empire
Sommige mooie muziekstukken, bijvoorbeeld van Pink Floyd, zouden wel eens te lang kunnen zijn, hoorde ik. Mede daarom speelde Dieco op gitaar zelf een stukje van ‘Breathe’, voorafgegaan door ‘Fire & Rain’ van James Taylor.
Aan het einde van de plechtige bijeenkomst klonk ‘Mr. Bojangles’ van het album ‘King Curtis Live at the Fillmore’.
Passenger
Martin Hielkema had de muziekkeuze zelf kunnen bepalen. Dat is lang niet altijd het geval, of mogelijk. Op 6 april 2013 overleed volkomen onverwacht John van Markwijk (52), directeur beleggingen van PME (Pensioenfonds Metalektro). John publiceerde twee jaar eerder een biografie van Rogier van Otterloo. Zelf muziek maken en songs schrijven was voor hem een groot genoegen. Hij speelde voor zijn plezier in bandjes als de Ideale Schoonzonen. Robert Jan Stips was speciaal naar Voorschoten gekomen om in 2013 passende muziek ten gehore te brengen. In de toespraken werd vermeld hoezeer John hield van de muziek van Pink Floyd en Genesis.
De muziek aan het einde van de bijeenkomst was uitgekozen door zijn vrouw Annelies en dochters Dolly en Milly. Zo hoorde een stampvolle kerk de klanken van Rogier van Otterloo (‘Soldaat van Oranje’), Toots Thielemans (‘Dat mistige rooie beest’), maar ook ‘God Only Knows’ van de Beach Boys en ‘Live And Let Die’ van Paul McCartney & Wings.
Ook Pim Koopman overleed onverwacht, op 23 november 2009. Samen met Ton Scherpenzeel was Pim begin jaren zeventig een van de oprichters van Kayak. Later had hij ook als sessiemuzikant en producer succes. Bij tal van opnamesessies (van bijvoorbeeld Hans van Hemert) was hij graag gezien. Als producer scoorde Pim met Diesel (zijn eigen ‘hobby-band’), Alides Hidding (Time Bandits), Flavium, Pussycat, Sandy Coast (‘The Eyes of Jenny’) en vooral Maywood.
Bij de druk bezochte uitvaart waren tal van artiesten en mensen uit ‘het vak’ aanwezig. Michael Robinson zong een prachtig lied, Kayak bracht ondermeer ‘See See The Sun’. Ook ‘Going Back to China’ van Diesel (1979) werd ten gehore gebracht.
Pim Koopman was intelligent. Maar op school werd hij zo zeer gegrepen door de popmuziek van die tijd dat er van studeren weinig terecht kwam. Ton Scherpenzeel, zijn partner in Kayak, overkwam hetzelfde. Voor menigeen die opgroeide in de jaren zestig was (pop)muziek alles-overheersend. Overal waar je kwam hoorde je de successen van dat moment, via plaat of radio, binnen of op straat. Jongelui liepen jarenlang in t-shirts van hun favoriete pop-act, soms het toerschema erop vermeld. Zo belangrijk was popmuziek in die tijd. Met Kayak maakten Pim en Ton zo mooi mogelijk muziek. Hits maken was niet hun eerste doelstelling. Als een van de eerste groepen in Nederland (in de jaren zeventig) wilden ze gewoon mooie muziek in de groeven en op het podium zien te krijgen. Door groepen als Kayak kwam popmuziek op een hoger peil.
Wim Krijkamp
Bij Wim Krijkamp (geb. 8 maart 1949, Hilversum) was popmuziek eveneens van grote betekenis. Op 31 juli 2014 sprak ik met hem in het Gooi. Op jeugdige leeftijd was hij er al aan verknocht. Als enig kind van niet onbemiddelde ouders kreeg hij een apparaat cadeau dat Philips onder de naam ‘Mignon’ in 1957 op de markt bracht – een platenspeler voor 45 toeren-singles. Je kon de schijfjes erin schuiven en dan kwam er vanzelf muziek.
Als je eenmaal een Mignon had kwamen de singles vanzelf wel. Wim herinnerde zich nog de aanschaf van ‘Don’t forbid me’ (Pat Boone), ‘Walk Right Back’ (Everly Brothers), ‘Twee Motten’ (Dorus) en ‘Indian Love Call’ (Slim Whitman). Ook was hij in het bezit van een bandrecorder (‘met zo’n groen oog’). Samen met zijn vriend Klaas Schuitema playbackte hij op tennisrackets de hits van Jan & Kjeld, Blue Diamonds en Everly Brothers.
Het bleef niet bij hits op 45 toeren. Toen hij wat ouder was kocht hij zijn eerste langspeelplaat: ‘Beatles For Sale’ (1964), met daarop nummers als ‘Baby’s In Black’, ‘Words of Love’ (Buddy Holly), ‘Honey Don’t (Carl Perkins) en ‘Eight Days A Week’. Dat ene album van het viertal uit Liverpool werd al snel gevolgd door langspeelplaten van de Rolling Stones, Small Faces, Who en ‘Roots’ (1968) van de Everly Brothers. Op die plaat werden de twee broers door hun vader ‘Dad Everly’ gepresenteerd op basis van oude radio-opnamen. Wim kende de teksten van die aankondigingen in 2014 nog uit zijn hoofd.
Veel later volgden cd’s en dvd’s als ‘The Last Waltz’, het afscheidsconcert van The Band, en ‘Stop Making Sense’ van de Talking Heads.
Hoe serieus de popmuziek ook voor hem was – en dat was die – Wim volgde gewoon de middelbare school en studeerde vervolgens marketing in Amsterdam. Voor de aardigheid zong hij wel eens (kort) in een bandje. Maar dat mocht geen naam hebben. Wim werkte aan een ‘normale’ toekomst en kwam goed terecht. Hij werd ondermeer exportmanager voor Trespa (gevelbekleding, laboratoriumbladen en natte cellen), verkoopdirecteur bij Agfa-Gevaert (grafisch) en jobmatcher/jobhunter.
Wim Krijkamp
Bij heel wat mensen (‘oudere jongeren’, een uitdrukking van Wim de Bie en Kees van Kooten) die je in deze tijd ontmoet is de belangstelling voor popmuziek grotendeels verdwenen. Als ze ‘volwassen’ worden schakelen ze over op louter klassieke muziek. Over de klanken waar ze in hun jeugd naar luisterden praten ze niet tenzij je er nadrukkelijk naar vraagt. Dan wil er nog wel eens iets bovenkomen en worden ze nog enthousiast ook. Maar van de muziek die later gemaakt is zijn ze nauwelijks meer op de hoogte. “Tegenwoordig wordt er vrijwel alleen nog maar herrie gemaakt”, hoor je dan. Alsof de popmuziek in hun jeugd ook niet met die term werd afgedaan.
Led Zeppelin
Bij Wim Krijkamp was het enigszins anders. Zijn interesse in die muziek bleef. Al in de jaren zestig abonneerde hij zich op tijdschriften als Kink en Hitweek, later Aloha en Oor. Bovendien werd hij een trouw bezoeker van popconcerten met ‘progressieve’ groepen als de Byrds. Ook bij Ray Charles was hij van de partij.
Een optreden uit die tijd (15 oktober 1969, georganiseerd door Mojo) dat hem vooral is bijgebleven is dat van Led Zeppelin in het Amsterdamse Concertgebouw met Steamhammer in het voorprogramma. Onlangs is Wim er in geslaagd om zijn muzikale genot, als je het zou mag noemen, een vervolg te geven: hij heeft een kopie bemachtigd van de poster met de aankondiging van het concert. Ook ik [HK] was die avond in Amsterdam. Samen met Polydor-collega Peter Nieuwerf (toenmalig A&R-manager) zat ik achterin op het balkon. Het eerste album van de groep, met de single ‘Good Times Bad Times’, was eerder dat jaar verschenen. Jimmy Page speelde de sterren van de hemel. Peter Nieuwerf, zelf een vermaard gitarist in die tijd, was ondersteboven van zijn techniek.
Kort na het concert in het Concertgebouw bracht Led Zeppelin een tweede album op de markt – met daarop ‘Whole Lotta Love’. De verkorte versie, gemaakt door Sytze Gardenier van radio Veronica, bereikte de vierde plaats in de top 40. Led Zeppelin maakte het helemaal in 1969. Voor Wim Krijkamp als pure muziekliefhebber, voor mij tevens als betrokkene bij de platenmaatschappij die Atlantic Records in Nederland vertegenwoordigde.
Byrds
De naam van de Byrds, onder leiding van Roger McGuinn, is al gevallen. Misschien wel meer dan elders speelde de groep juist in Nederland een bijzondere rol in de geschiedenis van de popmuziek. Het begon, in 1965, ook hier gewoon met de hitsingle ‘Mr. Tambourine Man', met een derde plaats in de top 40. Meer hits volgden: ‘All I really want to do’, ‘Turn! Turn! Turn’ (1965), ‘Set you free this time’, ‘Eight miles high’, ‘Fifth Dimension en ‘Mr. Spaceman’ (1966) en in 1967 ‘My Back Pages’.
Popgroepen willen nog wel eens van bezetting veranderen of helemaal uit elkaar vallen. Probeer maar eens dag in dag uit met elkaar op te trekken. De lont schiet al snel in het kruitvat. De verdeling van de inkomsten speelt meestal een grote rol. De schrijver van de liedjes verdient soms een veelvoud van de inkomsten van zijn mede-bandleden. Soms worden er (mondelinge) afspraken gemaakt. In de praktijk blijken die niet altijd te werken.
Bij de Byrds waren er volop meningsverschillen. Wie was de leider van de groep. David Crosby wilde niet onderdoen voor McGuinn. In 1967, na het Monterey-festival, verdween hij noodgedwongen. Roger McGuinn had het vanaf dat moment min of meer voor het zeggen. Regelmatig veranderde de bezetting van de Byrds. Het was een komen en gaan van popmuzikanten.
Een bijzondere plaat, speciaal voor Nederland, was ‘Sweetheart of the Rodeo’ (1968). In Engeland verscheen het album niet eens in de bestsellerlijsten. In Amerika kwam het niet hoger dan nummer 77. De groep bestond op dat moment uit Roger McGuinn, Chris Hillman, Kevin Kelley en Gram Parsons. Gastmuzikanten op het album waren Lloyd Green, JayDee Maness, Clarence White, John Hartford, Roy Husky en Earl P. Ball. Gary Usher deed de productie.
Mede door de komst van Gram Parsons veranderden de Byrds van koers. Evenals de Everly Brothers in datzelfde jaar (‘Roots’) brachten zij country & western terug in de pop-muziek. In de C&W-wereld werd hun dat niet in dank afgenomen. Toen ze met hun nieuwe muziek in het programma ‘Grand Ole Opry’ (Nashville) optraden werden ze bespot. Ook country-deejay Ralph Emery (WSM) had weinig goede woorden voor de combinatie van country-muziek en deze ‘hippies’.
In Nederland werd ‘Sweetheart of the Rodeo’, met songs als ‘You ain’t going nowhere’ (Dylan), ‘Hickory Wind’ (Parsons), ‘Pretty Boy Floyd’ (Woody Guthrie) en ‘Christian Life’ (Louvin Brothers) juist geweldig geprezen. De steel-gitaar (Green, Maness), een ‘normaal’ muziekinstrument in Nashville, deed zijn intrede in de popmuziek, gaf er een extra melodieuze klankkleur aan. Gram Parsons zette door zijn aanwezigheid in de Byrds de trend voor een nieuw soort muziek, die tegenwoordig als ‘Americana’ wordt aangeduid.
‘Sweetheart of the Rodeo’ werd jaar in jaar uit door de Nederlandse ‘hippies’ op handen gedragen. Vijf jaar na de release in 1968 verscheen het album in de Nederlandse LP-hitlijst en bereikte, in 1973 dus, een zevende plaats.
Geen wonder dat Roger McGuinn en de Byrds graag gezien gasten waren op de Nederlandse concertpodia. ’s Avonds of midden in de nacht, de zalen zaten vol. De groep trad niet op tijdens het Amerikaanse Woodstock Festival. Maar in Kralingen, een jaar later, was de Byrds voor organisator Berry Visser van Mojo een must. Visser zat in 1970 tot over zijn oren in de problemen. Een popfestival organiseren is niet altijd een lolletje.
Berry Visser in 2008: “Tijdens het festival had ik alleen maar stress. Het enige moment dat ik echt heb genoten, was tijdens The Byrds. Dat was in die tijd mijn absolute favoriete band. Toen Roger McGuinn begon te zingen, was het zachtjes aan het motregenen in het park. Ik keek vanaf het podium naar al die mensen en even was het helemaal goed. Daarna was het weer stress. Bewakers die mensen over de hekken hielpen klimmen zodat ze gratis naar binnen konden, kassabedienden die het binnenkomende geld zo in eigen zak staken”...
Country-rock
Ook Wim Krijkamp was aanwezig bij menig Byrds-concert, vertelde hij me. De Byrds maakten af en toe en hit, maar daar ging het niet om. Bij de Byrds, en soortgelijke artiesten, waren de albums van veel meer belang. Op zo’n album stonden soms interessantere tracks dan de nummers die op een 45 toeren-plaatje werden uitgebracht en de hoop dat ze door de gewone radio-makers opgepakt werden. Wim ging in die tijd, vertelde hij, regelmatig luisteren naar de VPRO-radio, naar programma’s als de ‘Joe Blow Show’ van Jan Donkers en Wim Noordhoek. Die draaiden dat soort muziek en schreven erover in de krant maar ook in bladen als Hitweek en Aloha.
Uit de country-aanpak van de Byrds kwam een nieuw soort muziek te voorschijn. Een nieuwe generatie pop-journalisten deed van zich horen door over die muziek te schrijven. De Byrds werd gezien als een boom met vertakkingen. In Aloha van 5 mei 1972 publiceerde Constant Meijers bijvoorbeeld een artikel dat hij ‘Ja de boom bloeit weer’ noemde. “Het voorjaar komt er weer aan. Een nieuw begin, een hernieuwd ontluiken”, met die woorden begon hij zijn tekst. “Hoe bloeit de boom dit jaar? Dat hangt af van het kontakt met de oersappen, heb ik zo de indruk”.
Chris Hillman van de Byrds werd geprezen bij de bespreking van het eerste album van Manassas, de groep van Steve Stills. Naar het oordeel van Meijers was die groep een mengeling van de Byrds, Crosby, Stills & Nash, Buffalo Springfield, Dillard en Clark Expedition en Flying Burrito Brothers. Manassas was pas goed, aldus de popjournalist, ‘als Chris Hillman ook eens naar voren mag treden’.
Steve Stills was te veel een egotripper, vond Constant. Hij was pas echt goed in ‘So begins the task’, ‘samen met Hillman gezongen’. Dankzij het voormalige lid van de Byrds (zang en mandoline) kwam Manassas bovendien goed uit de verf in ‘Fallen Eagle’.
Het was steeds de Byrds naar wie bij allerlei ‘moderne’ country-groepen naar verwezen werd. De gewone media namen de smaak over die in de ‘progressieve’ pop-bladen en op de VPRO naar voren gebracht werd.
Zoals in een Zeeuwse krant in 1970: “De Amerikaanse groep The Byrds is één van de opvallendste van de laatste jaren. Sinds 1965 is de groep toonaangevend in de wereld van de progressieve op. Ettelijke keren dienden The Byrds als bakermat voor nieuwe groepen. Zo formeerde David Crosby zijn Crosby-Stills-Nash en Young, werden Mike Clark en Chris Hillman steunpilaren van The Flying Burrito Brothers (een groep waarvan leider Gram Parsons ook geruime tijd Byrds-lid was) en vormde Gene Clark tenslotte met banjoist Doug Dillard een uitstekende coalitie.
Wanneer we ons concentreren op de twee laatste formaties dan gelden The Flying Burrito Brothers als de muzikale ontdekking van het afgelopen jaar. Hun plaat ‘The Gilded Palace of Sin’ overdondert je met een bijzonder oorspronkelijke stijl, perfecte country & western, ideaal zowel in vocaal als instrumentaal opzicht. Vocaal is het vooral Gram Parsons die de toon aangeeft, bijgestaan door Hillman, instrumentaal staat de hele groep op hoog niveau. Bassist Chris Ethridge kent werkelijk sublieme momenten. De meest opzienbarende rol vervult zonder twijfel steel-gitarist Sneaky Pete, een 35-jarige country-rot die zijn uiterst moeilijke instrument virtuoos bespeelt. Het totale resultaat is uniek: de vocalen van Parsons in ‘Hot Burrito nr. 1’, Sneaky Pete’s steel in ‘Christine’s tune’ en het tweestemmige gezang in ‘Sin City’, dit alles illustreert duidelijk tot welke prestaties men in de hoogste regionen van de Amerikaanse popmuziek in staat is.
Een ander produkt van ex-Byrdsgangers is te vinden op ‘The fantastic expedition of Dillard and Clarke. Het gaat hier niet om een vaste groep, althans niet als de formatie die deze elpee maakte. Rond Gene Clarke en Doug Dillard is een uitgebreide groep mensen verantwoordelijk voor het werk (Chris Hillman speelt bijvoorbeeld mandoline). Misschien minder spectaculair dan de Burrito’s, minder sfeervol in geen geval. ‘Kampvuurmuziek’ in een spontane vorm met de vooral in ‘She darked the sun’ prachtige stem van Gene Clark, de sfeer oproepende tegen elkaar in tokkelende snaarinstrumenten (‘Radio Song’) en tenslotte de op de hele plaat inventieve banjo-patronen van Dillard. Wat de Byrds zelf betreft: platen als ‘Notorious Byrds Brothers’, ‘Byrds Greatest Hits’ en ‘Easy Rider’ blijven ongeëvenaard”.
De Eagles waren begin jaren zeventig een nieuwe tak aan de boom van al die country rock-groepen. Hun album ‘Hotel California’ wordt gezien als een van de hoogtepunten in de geschiedenis van de popmuziek. De titelsong van het album staat elk jaar hoog geklasseerd in de Top 2000. De leden van de groep, onder wie oprichters Glenn Frey en Don Henley kunnen als ‘grootverdieners’ aangeduid worden.
Voortzetting van de Amerikaanse traditie
Wim Noordhoek
Heel wat jongelui, voornamelijk jongens, van de generatie van Wim Krijkamp, zijn liefhebbers gebleven van wat je ‘Americana’ kunt noemen of, als de artiesten hun eigen liedjes vertolken, singer-songwriters. Wim had me speciaal bij zich thuis uitgenodigd zodat hij me een en ander kon laten horen. Over de grote namen, bekende artiesten als Bob Dylan, Neil Young, Carole King, J.J. Cale, James Taylor, Jackson Browne, Gram Parsons, Willie Nelson, Kris Kristofferson, Tom Waits, Bonnie Rait en zo, hoefden we natuurlijk niet te praten. Op enkele velletjes papier met Agfa-films erop had hij al tientallen artiesten-namen geschreven.
Maar, legde hij uit, er was nog zoveel meer goeie popmuziek. Van artiesten die je veel te weinig hoorde. Hun muziek kwam extra uit de verf als er een steel-gitaar of een accordeon (Flaco Jimenez) bij te pas kwam. Een probleem was dat radioprogramma’s met daarin veel ‘Americana’ uit de ether verdwenen zijn. De tijden van de VPRO met Jan Donkers en Wim Noordhoek waren natuurlijk al lang voorbij. Maar ook ‘For the Record’ van Leo Blokhuis en Mart Smeets (VARA) werd op 1 maart 2013 stopgezet. ‘American Connection’ (KRO, vanaf 2001, met Ruud Hermans) was al in 2006 aan de kant geschoven.
Een van de weinige programma’s die zijn overgebleven, aldus Wim Krijkamp, is ‘Muziek voor volwassenen’ bij Radio Rijnmond. Op de website van die zender had Johan Derksen een introductie geschreven. Daarin verwees hij naar het verleden, met voorgangers als Herman Stok, Jos Brink en Gonnie Baars (maar niet naar Veronica). Onder de artiesten uit het verleden die hij noemde merkte ik behalve de bekendste namen ook Dion and the Belmonts, Bobby Darin, Moody Blues, Dave Clark Five en de Yardbirds op.
Derksen: “De groep oudere jongeren wordt steeds groter. Dat is de generatie die de ontwikkelingen van de popmuziek vanaf het begin meemaakte. Mijn kinderen kopen geen cd’s. Ze halen alles van internet. Maar ze zijn voor ieder radiostation de doelgroep. Ik koop gewoon mijn cd’s, maar verder speel ik geen rol. En de radiostations houden de luisteraars dom door commercieel te draaien. Weggooimuziek en gouwe ouwen. Ik kan mijn buurman niet kwalijk nemen dat hij naar een concert van Marco Borsato gaat en BZN mooi vindt - als hij nooit via de media kennismaakt met blues, soul, country en Americana.
De reacties op ‘Muziek voor Volwassenen’ maken duidelijk dat er wel degelijk een doelgroep [voor andere muziek] bestaat. Ik draai uit eigen kast en probeer de luisteraars kennis te laten maken met muziek die ze doorgaans nooit op de radio horen of muziek die nostalgische gevoelens oproept”.
In the Woods (Lage Vuursche)
Singer-songwriter Gillian Welch op de omslag van 'Heaven'
Wim Krijkamp vulde aan: “Natuurlijk kun je een abonnement op Spotify nemen. Dan weet je vooruit precies wat je te horen krijgt. Maar hoe ontdek je dan wat er nog meer aan echte goeie muziek is? Dat is in de loop van de tijd steeds moeilijker geworden. Daarom ben ik zo blij met het programma van Johan Derksen.
Een mooi Nederlands blad is ‘Heaven’. Dat is een paradijs om te lezen als je op zoek bent naar informatie over singer-songwriters. Mijn abonnement op Oor heb ik recentelijk beëindigd. Dat hoeft voor mij niet meer.
Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik niet ver weg woon van de Lage Vuursche. Daar is ‘In The Woods’. Heel wat van de artiesten die ik goed vind traden er op. Het is een non-profit organisatie. Je betaalt meestal vijftien euro en de gage voor de acts ligt in de orde van grootte van 750 euro. Je maakt er onvergetelijke avonden mee”.
Op de website van ‘In The Woods’ is heel wat informatie over de optredens te vinden. Een complete setlist, de bezetting, de namen van de componisten van de songs en een recensie van het concert. In de rubriek ‘Over Ons’ is te lezen:
“‘In the Woods’ is gestart in augustus 2000 als een eenmalig experiment van muziekliefhebbers. De reacties van de bezoekers inspireerden ons tot het verder onderzoeken van de mogelijkheden. Na een jaar van experimenteren hadden we een format ontwikkeld. ‘In the Woods’ wil artiesten een plaats bieden waar hun muziek gewaardeerd wordt. We bieden de artiesten een gegarandeerde opbrengst. Ze zijn daar mee niet afhankelijk van het aantal bezoekers. ‘In the Woods’ heeft geen winstoogmerk. De bijdrage die bezoekers betalen wordt geïnvesteerd in de artiest en randvoorwaarden om de concerten te kunnen laten plaatsvinden. We serveren een drankje, in overleg met de beheerder van Dorpshuis De Furs tegen een redelijke prijs. De bar is alleen geopend tijdens de pauzes zodat de muziek volledig tot zijn recht kan komen. ‘In the Woods’ is een hobby van muziekliefhebbers, die met beperkte middelen proberen een optimaal resultaat te behalen”.
De concerten die ‘In the Woods’ organiseert (tot nog toe 277) zijn genummerd en worden zo in een historisch kader geplaatst. Recente optredens waren er van Robyn Ludwick, Jude Johnstone, Dan Bern, Krista Detor en ‘A tribute to Eva Cassidy ft. Margriet Sjoerdsma & Dan Cassidy’. Het eerste concert had er plaats op 7 augustus 2000, van Ray Wylie Hubbard, korte tijd later gevolgd door onder anderen Slaid Cleaves, Lynn Miles, Eric Taylor, David Olney en Eric Andersen.
Gretchen Peters, Sam Baker, Tom Russell, Jimmy LaFave, Justin Rutledge
Gretchen Peters
Veel van de favoriete artiesten van Wim Krijkamp hebben in de Lage Vuursche opgetreden. Wim werd niet moe om me hun cd’s te laten horen of de filmpjes op YouTube te tonen. Sommige van die artiesten zijn niet meer onder ons, zoals Mickey Newbury (1940-2002, ‘American Trilogy’, ook uitgevoerd door Elvis Presley, 1935-1977), en Roy Orbison (1936-1988, ‘Indian Summer’, mét de Gatlin Brothers).
Enthousiast vertelde Wim hoe dicht hij bij die artiesten stond als ze er hun songs brachten. Gretchen Peters bijvoorbeeld, een zangeres in de traditie van Emmylou Harris en Allison Krauss. “Op YouTube is ze te zien in ‘On a bus to St Cloud’ en ‘Guadelupe”. Dat laatste liedje was een song van Tom Russell (geb. 1953), die hij helemaal zag zitten (‘Tonight we ride’, ‘Gallo del Cielo, The Santa Fe at Midnight’). Gretchen Peters was zeker niet de enige die materiaal van Tom Russell had opgenomen. Ook Johnny Cash, k.d. Lang en Guy Clark hadden dat gedaan. Over de ‘volwassen muziek’ van Russell raakte Wim niet uitgepraat. Op ‘Santa Fe’ hoorde je de mooie accordeon-klanken waar hij steeds op terug kwam.
We sprongen van de ene cd op de andere. Hedendaagse topartiesten brengen meestal maar één nieuw album in de zoveel jaar uit. Zelfs bij Bob Dylan is dat nu het geval. Bij de vertolkers van Americana ligt het anders. Soms hebben ze enkele tientallen cd’s in omloop gebracht. Wim ging door met me zijn muziek te laten horen. Wat te denken van Justin Rudledge (Penny for the band’), Jimmy LaFave (‘Only One Angel’, opnieuw ‘On a bus to St Cloud’) en met nadruk: Sam Baker (‘Juarez’). Lucinda Williams, Ryan Adams, Steve Earle, Ron Sexsmith, John Prine, er kwam geen einde aan...
Tom Russell
Gene Clark
Bij Wim Krijkamp ging het nog verder. Op de dag na de uitvaart van Martin Hielkema liet hij me een song horen van Gene Clark (1944-1991), één van de leden van de Byrds ten tijde van ‘Mr Tambourine Man’. Clark verliet de ‘Byrds-boom’ al in 1966. In 1971 maakte hij voor A&M Records het album ‘White Light’ met daarop onder meer ‘Tears of Rage’ (van Bob Dylan en Richard Manuel), ‘For a Spanish Guitar’ en ‘With Tomorrow’, een song die hij samen met Jesse Ed Davis geschreven had. Jesse Ed Davis (1944-1988) was jarenlang een veel-gevraagde sessie-gitarist.
Chris Hillman had Gene Clark altijd zien zitten. “He was the songwriter. He had the ‘gift’ that none of the rest of us had developed yet.... What deep inner part of his soul conjured up songs like ‘Set You Free’, ‘Feel A Whole Lot Better’, ‘I’m Feelin’ Higher’, ‘Eight Miles High’? So many great songs! We learned a lot of songwriting from him and in the process learned a little bit about ourselves. At one time, he was the power in the Byrds, not McGuinn, not Crosby - it was Gene who would burst through the stage curtain banging on a tambourine, coming on like a young Prince Valiant. A hero, our savior. Few in the audience could take their eyes off this presence”.
Het solo-album van Gene Clark kreeg indertijd niet bijzonder veel aandacht in de media. Maar in 2002 werd het, aangevuld met tracks als ‘Stand by me’ (Ben E. King), opnieuw in roulatie gebracht voor de liefhebbers van singers-songwriters en Americana. Meteen al bij het binnenkomen vertelde Wim Krijkamp: “‘With Tomorrow’, dat vind ik zo mooi, als ik dood ga moeten ze dat bij mijn uitvaart laten horen”.
Gene Clark, White Light album
Harry Knipschild
7 augustus 2014
Clips
* Byrds, Sweetheart of the Rodeo, 1968
* Gene Clark, With Tomorrow, 1971
* Paul McCartney & Wings, Live and let die, 1973
* Gary Moore (BBM), Naked Flame
* Mickey Newbury, American Trilogy
* Tom Russell, Sante Fe at Midnight, 2001
* Gretchen Peters, Guadelupe, 2009
* Sam Baker, Monica Taylor, Juarez, 2010
* Passenger, All the little lights, 2013
* Americana-concert, 2013
Literatuur
‘The Byrds’, Provinciale Zeeuwsche Courant, 23 januari 1970
Constant Meijers, ‘Ja, de boom bloeit weer’, Aloha, 5 mei 1972
Tim Connors, ‘Gene Clark, With the Byrds: 1964-1966’, op zijn website, 15 augustus 1997
Christopher Hjort, So you want to be a rock ’n’ roll star. The Byrds day-by-day 1965-1973, Londen 2008
John Einarson, Chris Hillman, Hot Burritos. The true story of the Flying Burrito Brothers, Londen 2008
Jasja Zuidmeer en Minke Weeda, ‘Berry Visser, oprichter van Mojo: “Ik was een hippie, had geen geld en wist nergens wat van”’, Sex drugs ’n’ rock & roll highschool, najaar 2008
‘Na 22 jaar einde voor radioprogramma Mart Smeets en Leo Blokhuis, Volkskrant, 31 oktober 2013
- Raadplegingen: 20111