53 - Pim Koopman, producer van popmuziek
Pim Koopman werd geboren op 11 maart 1953, een jaar vóór Bill Haley in de Pythian Temple Studio (New York) ‘Rock around the Clock’ en Elvis Presley in de Sun Studio (Memphis) ‘That’s allright Mama’ opnamen.
Pim was afkomstig uit een muzikale familie. Zijn vader, een Amsterdammer, was als klassiek slagwerker werkzaam bij de Hilversumse omroep. Geen wonder dat hij al op zevenjarige leeftijd muziekles kreeg (op piano). Behalve de 88 toetsen bespeelde Pim al snel allerlei andere instrumenten. Net als zijn vader nam hij plaats achter het slagwerk. Ook speelde hij gitaar en basgitaar.
Het duurde niet lang of Pim was present in allerlei schoolbandjes. Popmuziek begon voor hem bij de Beatles, met liedjes als ‘She loves you’ en ‘I wanna hold your hand’.
Voorlopig had hij niks met de Stones. Dat was maar een ‘rammelend bandje’ in het begin, vertelde hij me tijdens zijn bezoek op 20 mei 2008. Qua smaak was Pim Engels georiënteerd, met altijd een voorliefde voor de Beatles, maar ook bandjes als de Hollies (‘Bus Stop’, ‘Look through any Window’) en later Yes. Goede Amerikaanse muziek kwam van de Beach Boys (‘Good Vibrations’), Byrds, Jimi Hendrix en Frank Zappa. En van kinds af aan was er klassieke muziek.
Het duurde niet lang of Pim was present in allerlei schoolbandjes. Popmuziek begon voor hem bij de Beatles, met liedjes als ‘She loves you’ en ‘I wanna hold your hand’.
Voorlopig had hij niks met de Stones. Dat was maar een ‘rammelend bandje’ in het begin, vertelde hij me tijdens zijn bezoek op 20 mei 2008. Qua smaak was Pim Engels georiënteerd, met altijd een voorliefde voor de Beatles, maar ook bandjes als de Hollies (‘Bus Stop’, ‘Look through any Window’) en later Yes. Goede Amerikaanse muziek kwam van de Beach Boys (‘Good Vibrations’), Byrds, Jimi Hendrix en Frank Zappa. En van kinds af aan was er klassieke muziek.
Op de middelbare school in Hilversum ging Pim samenspelen met Ton Scherpenzeel en Chiel van Praag. Van studie kwam niet veel. Vanaf 1968 draaide alles bij hem om muziek. Aan het einde van de jaren zestig stond popmuziek centraal in het leven van de jeugd, aldus Koopman. Een prettige bijkomstigheid bovendien was, vertelde hij, ‘dat je met muziek op de vrouwen indruk maakte’. Ze organiseerden feestjes en maakten steeds maar muziek. Ton was bassist, Chiel pianist, Ron van der Werff drummer en Pim speelde gitaar. Noodgedwongen. Hij wilde liever drummen.
Omdat ze in het Gooi woonden gingen allerlei zaken relatief gemakkelijk. Dick Scherpenzeel, de vader van Ton, was journalist bij de Wereldomroep. Ze konden repeteren in een of andere omroepstudio. Max van Praag, de vader van Chiel, was niet alleen een bekende zanger maar ook eigenaar van enkele platenwinkels. Contacten leggen met deze achtergrond was minder moeilijk dan als je bijvoorbeeld uit de Achterhoek kwam. Hun groepje heette eerst Balderdash en daarna High Tide Formation.
Er kwam een plaatje, ‘Fluffy’ (bij Dureco), dat geproduceerd werd door Annie de Reuver en zowaar op de tipparade van Radio Veronica belandde. Dat was op 7 maart 1970.
Er kwam een plaatje, ‘Fluffy’ (bij Dureco), dat geproduceerd werd door Annie de Reuver en zowaar op de tipparade van Radio Veronica belandde. Dat was op 7 maart 1970.
Kayak
Samen met zijn vriend Ton Scherpenzeel richtte hij in 1972 Kayak op. Pim nam achter het drumstel plaats. De nieuwe groep kwam op het goede moment. Nederlandse popmuziek was ‘volwassen’ geworden. Shocking Blue, Tee Set, Golden Earring, George Baker en Focus waren internationaal doorgebroken. Jan Akkerman werd door het Engelse blad Melody Maker uitgeroepen tot beste gitarist ter wereld. Kwaliteitsgroepen als Ekseption, Supersister, later Alquin en Solution kregen volop aandacht.
Ook Kayak mikte op een internationale doorbraak. De tijd was er rijp voor. Ton en Pim legden hun zakelijke belangen in handen van Frits Hirschland. Dat was een heel bijzondere persoon. Op 26 november 2006 deed Ton Scherpenzeel op de Kayak-website een boekje over Hirschland open.
“We hadden een manager die weliswaar een aantal briljante eigenschappen bezat, maar ook - en zeker later - wat minder aangename kanten ten toon spreidde. Wat hij in ieder geval fenomenaal kon, was het vragen om en krijgen van aandacht. Zijn in die dagen - zeker in Nederland - volslagen onorthodoxe manier van onderhandelen en promotie bedrijven wekte niet alleen overal be- en verwondering, maar ook irritatie en natuurlijk afgunst, zoals gebruikelijk in de showbusiness wanneer iemand anders iets voor elkaar krijgt wat jou niet lukt.
Wij keken er al lang niet meer van op als hij op maandag verkleed als zigeuner de contractbesprekingen met de platenmaatschappij inging, om die op dinsdag af te ronden als Engelse meneer-met-bolhoed. De dag daarop kon je hem dan weer aantreffen met knal oranje geverfd haar waarin hij ook nog eens een vraagteken had laten scheren, en dat ruim voor de punkperiode. Zo is hij ook eens, omdat hij van mening was dat de platenmaatschappij hem - of ons - niet serieus genoeg nam, te paard de Phonogramkantoren van Wisseloord binnen gereden. De gewenste aandacht had hij natuurlijk meteen”.
Frits Hirschland wist een lucratieve overeenkomst met platenmaatschappij EMI af te sluiten. En niet alleen hij, maar ook zijn groep, kreeg volop aandacht in omroepstad Hilversum. Het eerste plaatje, ‘Lyrics’, werd een anti-hit genoemd, maar bereikte de Nederlandse top twintig, evenals de opvolger ‘Mammoth’. Hirschland zorgde ervoor dat Kayak veel mogelijkheden in de studio kreeg.
Scherpenzeel bracht het in 2007 onder woorden: “Het opnemen van de nummers was voor ons een ontdekkingsreis door een gigantische speelgoedwinkel. Wel 16 sporen die we vol konden proppen! Echo’s, galm, het kon niet op. We experimenteerden er dan ook lustig op los, en vooral beleefden we veel pret aan het zogenaamde ‘dubbelen’ (het meermalen opnemen van hetzelfde instrument, of in ons geval meestal zang, waardoor het geluid breder en voller wordt)”.
Koopman verwoordde het later zo: “Er was een gevoel van: het kan niet op. We gingen er bijna zelf in geloven”. Onder leiding van Alan Parsons werkten ze zelfs in de Abbey Road studio’s.
Scherpenzeel bracht het in 2007 onder woorden: “Het opnemen van de nummers was voor ons een ontdekkingsreis door een gigantische speelgoedwinkel. Wel 16 sporen die we vol konden proppen! Echo’s, galm, het kon niet op. We experimenteerden er dan ook lustig op los, en vooral beleefden we veel pret aan het zogenaamde ‘dubbelen’ (het meermalen opnemen van hetzelfde instrument, of in ons geval meestal zang, waardoor het geluid breder en voller wordt)”.
Koopman verwoordde het later zo: “Er was een gevoel van: het kan niet op. We gingen er bijna zelf in geloven”. Onder leiding van Alan Parsons werkten ze zelfs in de Abbey Road studio’s.
Voor het oog van de buitenwereld was Kayak een succesvolle groep. Maar er waren ook schaduwkanten, vertelde Pim. Op het toppunt van hun roem in de jaren zeventig kreeg hij niet meer dan een paar honderd gulden zakgeld per maand. De rest van het door de groep verdiende geld was nodig om de dure apparatuur af te betalen die Hirschland had aangeschaft. Frits liet de ouders van de bandleden meetekenen, zodat iedereen afhankelijk was van de financiële aanpak van de manager van de groep. In werkelijkheid, aldus Koopman, werd er helemaal niets afbetaald. Het grootste gedeelte van de inkomsten van Kayak kwam rechtstreeks in handen van Hirschland.
“Frits vulde het ene gat met het andere. Hij was briljant, maar heeft de kluit besodemieterd. Frits was een maniak, met wie geen goed garen te spinnen was. Hij voerde haatcampagnes. Zelfs volgens zijn vader, in de jaren dertig uit Duitsland gevlucht, was hij een duivel, ‘ein Teufel’. Ik heb een tijd bij de familie Hirschland ingewoond, in Hongarenburg (Mariahoeve, Den Haag). Lange gesprekken heb ik er gevoerd, tot diep in de nacht”. Frits verhuisde later naar Blankenham in de Noordoostpolder. Toen hij daar in 1976 naar eigen zeggen een hartaanval kreeg legde hij de schuld bij Pim. Die had hem dat allemaal aangedaan. “Vooral vanwege de problemen met Frits heb ik Kayak in 1976 verlaten. Ik kon niet anders”, aldus Koopman.
Kayak bij Phonogram (René Stokvis, Frits Hirschland, Willem Barents) 1975
Pim Koopman wordt producer
De producer van Kayak, Gerrit-Jan Leenders, had tijdens de opnamen vooral een organisatorische rol gespeeld. “Hij hield de trein op de rails, zorgde ervoor dat die niet ontspoorde”, aldus Koopman. Pim had intussen zelf heel wat studioervaring opgedaan. Niet alleen als lid van de groep, maar tevens als sessiemuzikant bij de meest uiteenlopende opnames. Hij had bijvoorbeeld gespeeld op producties van Hans van Hemert, onder anderen die van Mouth & MacNeal (‘How do you do’).
Van Hemert en Pim hadden een muzikale band. Hans had zelfs, eerder nog dan EMI, geprobeerd Kayak onder contract te krijgen. Maar Phonogram, de platenmaatschappij waarmee hij zich verbonden had, zag in het begin van de jaren zeventig geen brood in de Gooise groep. Een andere persoon met wie Pim al jarenlang een speciale band had was geluidstechnicus John Sonneveld. Die had al achter de knoppen gezeten tijdens de opname van ‘Fluffy’ in Soundpush. Sonneveld was steeds betrokken bij de hits van Hans van Hemert waarin Pim Koopman als sessiemuzikant een niet onbelangrijke rol speelde.
In 1976, toen hij vertrok bij Kayak, was er een plaats vrij in de studio’s van EMI. Op voorspraak van Leenders kwam Pim in vaste dienst bij het internationale concern, dat in Nederland opereerde onder de naam Bovema. Voor het eerst in zijn leven was de popmuzikant professioneel producer en nog wel in vast dienstverband. “Deze verbintenis was”, volgende zijn website, “geen lang (en zeker geen gelukkig) leven beschoren, want behalve het componeren en arrangeren van de muziek voor de film ‘Doctor Vlimmen’ zijn er geen wapenfeiten van betekenis uit voortgevloeid”.
Pim in 2008: “Ik was 23 jaar oud en er moest brood op de plank komen. Ik kwam uit de progressieve rock en mij werd gevraagd een smartlap met Lex Goudsmit op te nemen; een plaatje met kinderdisco en andere commerciële dreutelstukjes”.
Dat was dus even wennen. Pim moet in die tijd heel wat geleerd hebben. Dat kwam hem later ongetwijfeld goed van pas. “Vlak voor hij EMI eind 1978 verlaat”, aldus zijn site, “ontdekt Pim het Friese damesduo Maywood en zoekt bovendien contact met zanger/gitarist Rob Vunderink, met wie hij onder de naam ‘Concrete’ een aantal nummers opneemt”.
Aan het einde van de jaren zeventig was ik door platenmaatschappij Polydor in Rijswijk benoemd tot artiesten- en repertoire-manager (A&R). Directeur Hans van den Broek vroeg mij op zoek te gaan naar nieuw Nederlands talent. Polydor had te weinig contacten had met allerlei vooraanstaande onafhankelijke platenproducers. Vanuit mijn Gooise kantoor, eerst in Laren, later in Hilversum tegenover het huis van de familie Van Praag, timmerde ik aan de weg.
Ik liet plaatjes produceren door Eddy Ouwens, Ton Scherpenzeel, Jur Eckhardt, de jongens van Catapult (Cat Music), Peter Koelewijn, John Tilly, Bert Schouten, Rudy Bennett en George Kooymans. Ouwens produceerde voor mij de groep Boozy, die in 1977 gescoord had met ‘Dance to the music’ en ‘Angela’. De manager van Boozy liet mij een band horen met liedjes van Alidus Hidding, een nieuw lid van de groep. Ik vond Alidus een unieke zanger, maar géén van die songs had hitpotentie.
Terwijl ik aan het dubben was wat ik met Alidus kon aanvangen, meldde Pim Koopman zich. Hij was bij EMI vertrokken en op zoek naar een vaste betrekking. Die wilde en kon ik hem niet bieden, maar we raakten wel in een goed gesprek. Ik zette de tape van Hidding op en hij was het helemaal met me eens: een fantastisch talent, maar geen potentële hits. Pim vertelde mij van zijn nieuwe ‘hobbyband’ Diesel, voorheen Concrete.
Koopman liet me een demo horen van het nummer ‘Going back to China’ dat hij zelf gecomponeerd had. Ik was direct enthousiast en gaf hem toestemming het nummer op te nemen. Pim snelde naar Baarn, naar de DMC-studio van Tilly en Bert van Rheenen. John Sonneveld werkte er als technicus. DMC (Dutch Music Center) was juist overgegaan van een 16- op een 24-sporen recorder. Het resultaat vond ik opzienbarend. En ik niet alleen. Iedereen was enthousiast. Mijn collega’s bij Polydor stonden boven op de stoelen. De deejays in Hilversum draaiden het meteen. Op 9 juni 1979 kwam ‘Going back to China’ binnen in de Veronica top veertig.
Het spreekt voor zich dat ik met Pim een goede samenwerking had. We zaten op dezelfde golflengte. Hij was bezig een nieuwe carrière op te bouwen en voor mij gold in zekere zin hetzelfde. Er was sprake van kruisbestuiving. We maakten afspraken over nieuwe opnamen met Diesel. Die zouden resulteren in het album ‘Watts in a Tank’ met ‘Sausalito Summernight’, ‘Down in the Silvermine’ en ‘Alibi’. ‘Sausalito Summernight’ bereikte later de hoogste regionen van de Amerikaanse hitparade.
Alidus Hidding kwam maar niet met een sterke song. Geen nood, zei Pim na een aantal maanden. Hij had een compositie van de componist die ‘House for Sale’ van Lucifer geschreven had. Ik gaf hem carte blanche. In de DMC-studio produceerde hij, weer met John Sonneveld als technicus, de hitsingle ‘Hollywood Seven’. Hidding had begin 1980 nog geen eigen band. De Time Bandits waren nog niet geboren. Zijn eerste hit was een opname van Diesel met zang van Alidus Hidding.
Pim ging langzamerhand helemaal op in waar hij mee bezig was. Ik bracht hem in contact met de Apeldoornse bluesband Flavium, die ik in 1979 onder contract genomen had. Pim stelde voor een album op te nemen, maar dan moest er wel één heel sterk nummer opstaan – om de kar te trekken. Hij kwam zelf met ‘The Night Life’, geschreven door Willie Nelson.
Voor Flavium was het een unieke ervaring met zo’n producer te werken. De groep had al een aantal albums gemaakt, snel opgenomen in een budget-studio. Nu werd het echt spannend. Ik was erbij toen de gitaarsolo van ‘The Night Life’ werd ingedubd in de Wisseloord-studio. Dat ging niet in één keer. Integendeel. Het indubben van enkele seconden kostte een hele middag. Maar het resultaat was er dan ook naar. Een jaar later haalde Pim hetzelfde huzarenstukje nog eens uit met ‘Nobody knows you when you’re down and out’. Beide Flavium-nummers zijn klassiekers geworden.
Maywood
De prestaties van Pim Koopman bleven niet onopgemerkt in de muziekbusiness. Pim was sowieso doorgegaan met zijn werk als sessiemuzikant. Zo fungeerde hij al in 1978 als studiobegeleider van alle hits van meidengroep Luv’, die bij DMC door Hans van Hemert geproduceerd werden: ‘U. O. Me’, ‘You’re the greatest lover’ en ‘Trojan Horse’.
Pim was er nog steeds trots op dat hij door Roek Willemze (Williams) van EMI gebeld werd met het verzoek alsnog de zingende tweelingzusjes Maywood te produceren. Die had hij zelf nog ontdekt toen hij er in dienst was. EMI zat ermee omhoog en Pim moest redding brengen.
Aaltje (Alice May) en Doetje (Caren Wood) de Vries (Maywood) waren perfectionisten. Alice: “We schrijven onze songs zelf. En dat werken we dan grondig uit. Als we een nieuwe compositie maken, dan is die in principe ook helemaal af, ook de erbij behorende sound is er dan. Dat staat allemaal op de band. We hebben hier zelf namelijk een studio thuis. Caren zit altijd achter de knoppen, die mixt ook, en ik speel alle instrumenten achter elkaar in. Ik begin meestal met het slagwerk. Dan bas, gitaar, de piano en de synthesizer natuurlijk. Daarna kan ik dan inkleuren met tenorsaxofoon, klarinet en dwarsfluit. Als het allemaal op de band staat, zijn we al een heel eind met de sound en dan zingen we onze partijen in”.
Wat was dan de rol van Koopman? “Als we met de tape bij Pim komen, weet die precies waaraan hij toe is en hoe wij het willen hebben. We hebben graag dat hij niet te ver weggaat van onze ideeën, maar dat komt vrijwel nooit voor. We zitten helemaal op één lijn. We hebben heel veel te danken aan onze producer en arrangeur Pim Koopman. In alle opzichten, zowel wat de techniek betreft als wat de muziek aangaat”, aldus de blonde Alice op 26 juli 1980 (Nieuwsblad van het Noorden).
Pim was niet alleen arrangeur en producer van Maywood. Samen met Rob Vunderink van Diesel speelde hij ook heel wat partijen in tijdens de opnamen. Het resultaat liet niet lang op zich wachten. Het rockerige ‘You treated me wrong’ werd onmiddellijk door Hilversum opgepakt en leverde Maywood nog in 1979 de eerste top 40-notering op. De ballad ‘Mother how are you today’ moest echter enorme weerstanden overwinnen, met name bij diegenen die de tipparade samenstelden. En zonder een klassering op de tipparade werd je plaat door de meeste platenwinkels gewoon niet in voorraad genomen en kon je dus nooit een hit krijgen.
De plugger van de platenmaatschappij werd zelfs verboden de plaat ter sprake te brengen, op straffe van boycot van het totale EMI-repertoire. Toch zette hij door en terecht. ‘Mother’ bracht Maywood aan de rand van de top tien. Het duo kreeg nu algemene erkenning, met maar liefst drie Veronica-alarmschijven achter elkaar en een nummer één voor ‘Late at Night’ in 1980. Maywood was een aantal jaren ‘top of the bill’.
In 2008 nuanceerde Pim de samenwerking met Maywood. “Het verhaal van Alice over mijn rol in het geheel ligt wat mij betreft een beetje anders. De grap was nou juist dat ik helemaal niet zo dicht bij hun oorspronkelijke ideeën bleef. Feitelijk deed ik precies wat ik wilde. De meisjes zijn behalve bij de eerste twee singles, toen ze de boel nog niet helemaal vertrouwden, bijna nooit bij de opnames aanwezig geweest. Na het succes van de eerste twee singles kwamen ze eigenlijk alleen nog maar inzingen. Dat vertrouwen was er gewoon. Het is ooit zelfs voorgekomen dat Alice aan me vroeg: ‘Wat mooi. Welk nummer is dit?’”
Maywood
Pim Koopman op de barricade
Pim had in die dagen een geweldige uitstraling. Hij zat boordevol ideeën, hij stimuleerde diegenen bij de platenmaatschappijen die hun nek in Hilversum moesten uitsteken. Hij schrok er ook niet voor terug om zelf met de decisionmakers in discussie te gaan. Toen de invloedrijke diskjockey Frits Spits zijn lovende woorden over Diesel niet in daden omzette wees Pim hem op zijn verantwoordelijkheid voor alle investeringen die platenmaatschappij Polydor gedaan had.
Dat werkte. Spits draaide daarna ‘Sausalito Summernight’ en maakte in de uitzending zelfs een grapje: “Heb ik het nu weer goedgemaakt, Pim?” De pluggers waren bang voor Hugo van Gelderen, verantwoordelijk voor de muzieksamenstelling op de TROS-radio, nogal onberekenbaar en soms grof in de mond. Pim niet. Tijdens een discussie in een openbare gelegenheid gaf hij hem lik op stuk en, vertelde Hugo hem later, dat had hij juist zeer gewaardeerd. Al die pluggers, dat ‘waren toch maar hielenlikkers’.
Toen Koopman ‘Late at Night’ had opgenomen vond EMI het een slechte opvolger van ‘Mother how are you today’. Kees Helleman, plugger van EMI, en Pim waren een andere mening toegedaan. Kees zou, spraken ze af, toch met een cassettebandje naar Veronica gaan en het daar presenteren. Het plan slaagde. Het bandje werd op de radio gedraaid. EMI was gedwongen ‘Late at Night’ op single uit te brengen en Veronica maakte er een alarmschijf van. Zo kwamen in Nederland grote hits tot stand.
Pussycat
Geen wonder dat allerlei artiesten, groepen en platenmaatschappijen zich gingen beijveren om met Pim Koopman te mogen werken. Een mooi voorbeeld hiervan is Pussycat. De drie zingende zusjes Willé uit de Limburgse mijnstreek hadden in 1975 een verrassende nummer één hit met het door hun gitaarleraar Werner Theunissen geschreven ‘Mississippi’. Dat had hij geschreven omdat drie zingende broertjes, de Bee Gees, eerder gescoord hadden met ‘Massachusetts’. De zusjes werden in alle opzichten overvallen door het wereldsucces. Hoe moesten ze nu verder? Al hun volgende plaatjes, die in Nederland een tijd lang allemaal hits werden, hadden dezelfde formule. Alle liedjes werden door dezelfde persoon geschreven, alle producties werden gedaan door de Groninger Eddie Hilberts. De meisjes gingen nog op dansles om zich goed te kunnen bewegen. Een echte manager hadden ze niet eens.
In 1979 was de formule doodgebloed. ‘Let Freedom Range’ haalde zelfs de onderste regio’s van de hitlijsten niet meer. Er was behoefte aan nieuwe ideeën. EMI zette Eddie Hilberts aan de kant. Koopman werd als reddende engel aangetrokken. Ik kan me nog goed herinneren dat Pim me dat apetrots kwam vertellen. “We liepen al langer met het plan rond om onze producties wat eigentijdser te maken”, vertelde zangeres Tony Willé aan een journalist van de Limburger. “Niets ten nadele van Eddie gezegd, maar muzikaal gezien waren we een beetje op elkaar uitgekeken. Kijk, Eddie maakt een heel herkenbaar ‘soundje’, maar nu gebleken is dat die formule niet meer werkt, hebben we er overigens in de beste verstandhouding een einde aan gemaakt”. En gitarist Lou Willé: “We hebben erg veel vertrouwen in Pim. Hij heeft het helemaal in de vingers. Pim zit als producer ontzettend in de lift. Kijk maar naar Maywood, die produceert hij ook. Ik geloof dat het voor ons de ideale man is”.
Pim Koopman werd bij deze gelegenheid door de krant neergezet als ‘wonder-boy van het Nederlandse producers-gilde’.
Een producer kan echter geen wonderen verrichten. Pim kon alleen maar zijn uiterste best doen, en dat deed hij ook. “Het verrassingseffect was weg”, concludeerde Tony Willé in 1998. Pim wist Pussycat met ‘Then the music stopped’ nog een grote hit te bezorgen maar de klad zat er nu eenmaal in. Pussycat verkocht steeds minder. De flop van ‘Light of a gipsy’ in 1984, zo meldden de media, luidde de zwanenzang van Pussycat in. “Dat was een bittere teleurstelling. We vonden het zelf een heel goed nummer, misschien wel een van Koopmans beste producties. De verzadiging was al bij het publiek toegeslagen”, moest Tony Willé later toegeven. Einde Pussycat.
Een abrupt einde
In de loop van de jaren tachtig stond zo ongeveer iedereen in de rij om met Pim Koopman de studio in te gaan. De combinatie Koopman-Sonneveld-DMC was geweldig in trek, zowel bij veelbelovende nieuwe artiesten als bij grote namen die op zoek waren naar een nieuwe impuls. Pim zat voortdurend in de studio, als sessiemuzikant of als producer van onder meer Long Tall Ernie & the Shakers, Herman van Veen, Partner, The President, Hans Vermeulen, Nick Hall, Lucy Steymel, José, Patricia Paay en The Time Bandits (met Hidding). Sommige platenmaatschappijen waren bereid in de buidel te tasten om een succesvolle producer als Pim Koopman in huis te hebben.
De producties kostten heel wat studio-uren. Pim was een perfectionist en dat gold nog meer voor John Sonneveld. Het perfectionisme van de technicus liep soms de spuigaten uit. Hij probeerde urenlang mogelijkheden uit die zelfs aan de producer voorbij gingen. Pim verdiende met zijn successen een heleboel geld, de studio eveneens, maar voor de platenmaatschappijen gingen de kosten steeds verder omhoog. Pim ging soms de studio in, zoals met Maywood, zonder dat de platenmaatschappij daarvan op de hoogte was. Conflicten konden niet uitblijven. “Ik had bij EMI altijd mijn eigen A&R-beleid kunnen voeren, en je kunt wel zeggen met succes”, aldus Koopman. Terwijl hij op vakantie was bracht de platenmaatschappij echter ‘Ask for Tina’ uit, een nummer dat Pim niet als single bedoeld had. Het nummer flopte. EMI legde het falen doodleuk op het bord van de producer.
Toen de stroom succesvolle platen even was opgedroogd, kreeg Pim Koopman, totaal onverwacht, zijn congé van EMI en CBS. “In twee weken gebeurde alles tegelijk”, vertelde Pim me. “EMI verlengde het contract niet. CBS kreeg een nieuwe A&R manager die zijn eigen vriendjes had. Alidus wilde zijn platen zelf produceren. Ik werd in 1985 afgedankt omdat ik zes maanden lang geen hit had geproduceerd. Mijn vrouw ging er met een andere man vandoor. En tot mijn verbijstering kreeg ik een belastingaanslag van 163.000 gulden waar mijn accountant mij nooit op gewezen had. Geld had ik niet. Ik moest mijn huis verkopen”.
***
Pim Koopman was zijn status van glamour-boy ineens weer kwijt. In die tijd, legde hij uit, was het grote opportunisme in de muziekindustrie begonnen. “Er waren voortdurend personeelswisselingen bij de platenmaatschappijen. Op plekken waar ik tot voor kort gewoon binnenliep, moest ik aan een onbekende receptioniste ineens uitleggen wie ik was en wat ik kwam doen. Dan moest ik wachten of de mensen me wilden ontvangen”.
Pim bleef werkzaam in de muziekbusiness. Hij produceerde opnamen met Robby Valentine, Marco Borsato, Valensia, Shocking Blue en Anita Meijer. De schoorsteen hield hij vooral rokende als stemacteur, voice-over. Samen met Ton Scherpenzeel en Robby Vunderink ging hij opnieuw muziek maken onder de naam Kayak. Midden in een tournee van de groep, op 23 november 2009, kwam er onverwacht een einde aan het leven van Pim Koopman.
Harry Knipschild
16 november 2010
Op 11 maart 2012, de 59ste geboortedag van Pim Koopman, een reactie van Frank A.M. Jansen:
"Voor de goede orde en in het belang van de vaderlandse pop geschiedenis wijs ik je graag op een vergissing in jouw verhaal over Pim Koopman. Het eerste platenkontrakt voor Kayak kwam anders tot stand dan jij beschrijft: als hoofd Hollandse Productie bij Bovema werd ik door Chiel van Praag uitgenodigd om een groepje van een stel vrienden te komen beluisteren. Dat gebeurde ergens in de buurt van Hilversum.
Frits bestond toen als het ware nog geheel niet. Ik heb de groep toen onder kontrakt genomen en hen aan huisproducer Gerrit Jan Leenders gekoppeld met het bekende succesvolle resultaat waaronder de single 'Lyrics'. De move jaren later naar Phonogram heb ik niet meegemaakt omdat ik zelf betrokken was bij de oprichting van EMI EAR, de internationale a&r setup voor EMI".
Clips
Literatuur
Bert Jansen en Pim Oets, 'Zijn de boys met Max de topgroep van straks?' [over Kayak], Oor, 21 november 1973
'Kayak, Neerlands meest belovende popgroep', PopTelescoop, 27 april 1974
Norbert Neijs, 'Pussycat', De Limburger, 5 juli 1980
Roelof Bultens, 'Caren en Alice Maywood: wij zingen nooit playback', Nieuwsblad van het Noorden, 26 juli 1980
Roel Wiche, 'Nog altijd verknocht aan steenkolenblues' [Pussycat], Provinciale Zeeuwsche Courant, 4 september 1998
Ton Scherpenzeel, 'Bizar' [over Frits Hirschland], website Kayak, 12 november 2006
Pim Koopman, 'Veer' [Mariska Veres], website Kayak, 5 december 2006
'Biografie Pim Koopman', website Pim Koopman, gedownload 3 juni 2008
'Biografie John Sonneveld', website Nationaal Pop Instituut, gedownload 3 juni 2008
Rob Vunderink, 'De Pool' [over Frank Papendrecht van Diesel], website Kayak, 18 november 2009
- Raadplegingen: 24422